Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij [24]kroont het jaar Uwer [25]goedheid; en Uw [26]voetstappen [27]druipen van vettigheid. 24. Elk deel van het jaar versierende met bijzondere zegeningen. 25. Dat is, uw goed jaar, dat van uw goede daden overvloeit; als berg uwer heiligheid en dergelijke. 26. Hebr. wagensporen; dat is, voetpaden. Alsof hij zeide: Overal waar Gij henenvaart of passeert, laat Gij uwen zegen achter. Verg. Joel 2:14. Of, uwe sporen; dat is uwe wolken, waarop Gij vaart als op een wagen; hfdst.104: zie ook Job 36:28, en Jona 38:26,27. 27. Of, druppen vettigheid.